‘Wat is voor jou de definitie van …?’ ‘Hoe defineer jij x?’ lijken wel wiskundevragen. Echter het zijn vragen die wij meer en meer stellen in dialogerende gesprekken in verband met onderwijs. We stellen deze vragen ook sneller dan vroeger, ervarend dat het anders interpreteren zorgt voor onnodige en eindeloze discussies. Pas als we het eens zijn over de inhoudelijke concepten, kunnen we verdere stappen zetten in de ontwikkeling van de school, het team en individuen.
Heel wat termen durven in onderwijs al eens komen en gaan. Afhankelijk van wetenschapsdomein, afhankelijk van de bril van onderzoekers zien we vaak begrippen, net iets anders geïnterpreteerd, terug. Die termen duiken dan op in sprekende krantenkoppen. Deze worden dan social mediagewijs snel gedeeld: begrip én standpunt erover verzameld in max. 280 tekens. Ga er maar aanstaan.
Zo is het ook met termen als zelfregulatie, zelfsturing of zelfstudie. Deze begrippen kennen gelijkenissen, maar zijn in oorsprong verschillend van elkaar. Helaas merken we ook in Nederlandse literatuur dat deze termen vaak door elkaar worden gehaald. Alle woorden in de definiëring zijn evenwel belangrijk. In deze blog willen we het onderscheid kort even duiden, voornamelijk om in scholen, leraarskamers het gesprek meer te kunnen stroomlijnen. De ontwikkelde flashcard wil hierin ondersteunend zijn.
Zelfregulatie: actief en constructief proces waarbij leerlingen zelf doelstellingen leren bepalen, zelf initiatief nemen & zelf verantwoordelijkheid leren nemen voor eigen leerproces (Zimmerman, 2002).
Zelfregulatie gaat dus om een ontwikkelingsproces. Van ontwikkeling kan pas sprake zijn als we met de lerende actief eraan werken, als we met de lerende gezamenlijk dit stap voor stap doen. Naarmate de lerende zich meer zelfregulatie eigen maakt, bepaalt die lerende meer de doelstellingen, neemt de lerende zelf meer gericht initiatief en vertoont de lerende zelf meer verantwoordelijkheid voor leren. Dat proces wordt best ‘gevoed’, door professionals ondersteund en uitgelokt (Boekaerts, 1997; Dembo & Eaton, 2000) .
Zimmerman (2000) onderscheidt 4 ontwikkelingsniveaus: observeren, nastreven, zelfbeheersing & zelfregulatie. Zelfregulatie kan gestimuleerd worden:
- door modelleren & scaffolding (ook wel passende ondersteuning genoemd: stap voor stap steun minderen);
- door mogelijkheid te bieden van voldoende complexe & betekenisvolle taken;
- door voldoende zelfstandigheid aan de lerende te bieden;
- door coöperatief leren te stimuleren;
- door aandacht te hebben voor reflectie.
Het model, ontwikkeld door Boekaerts (1999), toont de gelaagdheid van zelfregulatie aan. De buitenste laag staat voor de regulatie van het ‘zelf’: de mate waarbij de lerende keuze krijgt in het stellen van leerdoelen en de manier van leren. De middenste laag staat voor regulatie van het ‘leerproces’ en de mogelijkheid voor de lerende om leren te sturen. De kern van het model verwijst naar regulatie van ‘gebruik van het proces’: het kiezen van cognitieve strategieën. Deze kern kan pas bereikt worden wanneer de lerende de andere lagen zich heeft eigen gemaakt.
Zelfsturing: proces waarin individuen het initiatief nemen, met of zonder de hulp van anderen, bij het diagnosticeren van hun leerbehoeften, het formuleren van leerdoelen, het identificeren van menselijke en materiële middelen om te leren, het kiezen en implementeren van geschikte leerstrategieën en het evalueren van leren (Knowles, 1975).
Wie de definitie van zelfsturing bestudeert, merkt dat zelfregulatie daar een onderdeel blijkt te zijn (Simons, 2005). Zelfsturing gaat nog een stap verder. Bovendien was een belangrijke conclusie van Knowles dat lerenden in zelfsturing kunnen groeien.
Zelfsturing impliceert bepaalde (leer)activiteiten; activiteiten ingezet in het leerproces. Verschillende onderzoekers maken duidelijk welke activiteiten de lerenden moeten verrichten om uiteindelijk effectief zelfsturend te kunnen leren. Ze worden onderverdeeld in 3 types: regulatie, cognitieve & affectieve activiteiten. Taks (2003) onderscheidt hierin leerfuncties: oriënteren, plannen, uitvoeren & evalueren; Raemdonck (2006) deelt ze onder in: leerdoelen bepalen, strategie kiezen, strategie uitvoeren, om ten slotte te monitoren en te evalueren.
Ten slotte wordt door onderzoek herhaaldelijk duidelijk dat het gaat om een cyclische benadering. De verschillende fasen in leerfuncties en -activiteiten komen steeds terug.
(Ter volledigheid: zelfstudie. In zelfstudie is de lerende een autodidact.)