Teamwerk is een van onze foci, dat item passeerde dan ook al een aantal keer op onze blog. Van elementen voor succesvol teamwerk, over professionaliteit, tot de bouwstenen van teamwerk. Stuk voor stuk zijn het zaken waarvan wij denken dat ze broodnodig zijn voor de huidige (onderwijs)organisaties gezien de complexiteit van het werk en de hoeveelheid van het werk dat erbij gekomen is. Scholen zijn op dat vlak in niks meer te vergelijken met de instituten uit de vorige eeuw. Het tij zal ook niet meer gekeerd kunnen worden.

Gezien die complexiteit en de hoeveelheid werk is het in scholen een bijzonder goed idee om krachten te bundelen, om er een samen-verhaal van te maken. In dat samen-verhaal denken we aan teamwerk. Begrippen als schoolteam, pedagogisch team, feestteam…zien we in het vocabularium van heel wat scholen opduiken. De begrippen hebben hun weg gevonden in visieteksten en functiebeschrijvingen.

Met deze blogpost willen we het in het kader van teamwerk even inzoomen op teamgrootte.  In de bouwstenen van teamwerk is ook dit immers een belangrijk fundament. In onze niet-aflatende zoektocht naar onderbouwing kwamen we terecht bij een Frans landbouwkundige, Maximilien Ringelmann. Zijn interesse naar werkefficiëntie binnen de agrarische wereld bracht hem bij een experimentele setting. Hij verbond een touw met een dynamo en liet een groep leerlingen aan het touw trekken. Een individuele leerling trekt aan 100%. De aanname was dat wanneer je één leerling aan het touw toevoegt, de kracht exponentieel stijgt; 2 leerlingen betekent op die manier dubbele kracht. In werkelijkheid zag Ringelmann met zijn groep van 20 leerlingen iets anders gebeuren. Zo ontstond het begrip Ringelmann-effect.

Wat constateerde Ringelmann?  Naarmate een groter aantal leerlingen aan het touw trokken, verminderde zichtbaar de prestatie van de individuele leerling. Leerlingen die als individu 100% krachtig aan het touw trok, trok procentueel zichtbaar minder krachtig in groep. De totale stijging van kracht nam toe tot ongeveer 8 personen. Dan bleek dat bij een groep van 8 hun individuele kracht nog slechts 50% bedroeg. (Voor de volledigheid: 2 = 93%, 3 = 85%, 4 = 77%…)

Het Ringelmann-effect betekent daarom dat hoe groter de groep, hoe minder bijdrage per individu er zichtbaar aanwezig is.

Welke oorzaken liggen aan de basis? Ringelmann dichtte dit zelf toe aan een moeizamere synchronisatie wanneer het touw trekken in groep gebeurt. Bijkomend onderzoek (Ingham et.al.) toont aan dat de verklaring te zoeken is in zowel het ontbreken van motivatie als in het weinig zichtbaar zijn van de individuele bijdrage. Beide hebben een grote verwantschap. Indien de groep groter wordt, lijken mensen minder zichtbaar gemotiveerd om zich evenveel of even sterk in te zetten. Indien de groep groter wordt, lijken de mensen ook minder geneigd bij te dragen omdat hun individuele gedrag toch niet te onderscheiden valt. Die onzichtbaarheid werkt evenzeer op de motivatie. Daarenboven lezen we bij Valkeneers et. al. (2016) dat het met grote zekerheid zich nog meer zou afspelen bij weinig belangrijke of oninteressante taken.

Welke oplossingen zijn er te stellen? Een van de oplossingen ligt bij de inperking van de grootte van de groep. Die wordt duidelijk best in omvang beperkt. Die beperkte omvang kan de samen-cultuur en samen verantwoordelijk veel meer garanderen. Een zekere graad van onderlinge aanspreekbaarheid lijkt hiertoe bij te dragen. Bovendien kunnen de teamleden ook meer zichtbaar gedrag stellen, op dat zichtbare gedrag kunnen ze meer constructieve feedback krijgen, waardoor de individuen terug meer een bepaald gedrag willen vertonen. Een andere suggereerde oplossing kan liggen bij coördinatie. Die coördinatie ligt bij voorkeur als rol binnen het team. Die rol zorgt voor duidelijke afstemming en gerichte vooruitgang. Het lijkt ons een wezenlijke rol wil je de doelen die door het team zijn gesteld te kunnen behalen.

Wat is nefast voor teamwerking? Het begrip social loafing komt hierbij op de proppen. Social loafing betekent dat mensen geruisloos meesurfen met de groep. Zij dragen niet of minder zichtbaar bij. Dit zorgt op termijn dat de groepsprestatie minder wordt, want minder en minder mensen voelen zich verantwoordelijk voor diezelfde groepsprestatie. Conflicten binnen het team liggen om de hoek.

Dat brengt ons terug bij het begrip ‘schoolteam’. We kunnen stellen dat het begrip schoolteam voornamelijk enkel kan gebruikt worden als een appeal op groepsgevoel, terwijl in realiteit zo’n grote groep niet samen efficiënt noch effectief kan en zal werken. Het is net binnen een schoolorganisatie goed om over effectiviteit en efficiëntie na te denken. Dat begint met het stellen van vragen, veel vragen. Waarom zetten we best in op efficiënte doorgedreven teamwerking? Hoe krijgen we dat voor elkaar? Wat betekent organiseren in kleinere teams? Wat levert dit zichtbaar op? Wat hebben die kleinere teams dan nodig? Welke rol speelt de leidinggevende hierin? Hoe behouden we het overzicht? In hoeveel teams kunnen mensen bijdragen? In hoeveel teams kunnen mensen maximaal bijdragen? Etc. Etc. Antwoorden vinden we onder meer terug in de bouwstenen van teams.

Steven